Aad Hofman (1944) is pas laat met schilderen begonnen, rond zijn 26ste jaar. Hofman volgde een opleiding aan de Vrije Academie in Den Haag. Maar daar leerde hij, naar eigen zeggen, alleen dat hij schilder wilde zijn, niet hoe hij moest schilderen.
Het kan zo mooi zijn, vindt Hofman, om de schoonheid van dingen te tonen die zonder enige waarde zijn en die door de mens in de steek zijn gelaten. De structuren van de voorwerpen in hun vervallen staat bepalen voornamelijk het karakter van de voorstelling. Het materiaal is kwetsbaar en fragiel en nauwelijks vast te pakken, omdat het uit elkaar dreigt te vallen. In de voorstelling weet hij grote diepte te scheppen door stofuitdrukking en schaduwwerking. Het is deze tegenstelling tussen drukke vormen en sobere kleuren en tussen de compacte voorstelling en het tere materiaal dat de aandacht vasthoudt.